In de vorige edities van de Simsara is aandacht besteed aan twee zuiverende aspecten van het beoefenen van inzichtmeditatie, namelijk het ontnuchterende en relativerende aspect van disidentificatie en de helende werking van opmerkzaamheid op het ervaren van psychosomatische klachten. In dit artikel aandacht voor een derde aspect van inzicht. Kenmerkend voor het beoefenen van inzichtmeditatie is namelijk ook een zich langzaam maar zeker ontvouwend en verdiepend inzicht in algemene wetmatigheden in het leven en dit verklaart meteen de term ‘existentieel inzicht.’
In de boeddhistische psychologie worden drie wetmatigheden of universele karakteristieken van het bestaan genoemd; als mediterende krijgen we middels de beoefening van inzichtmeditatie een dieper inzicht in de vergankelijkheid, de onbevredigendheid en de uiteindelijke onbeheersbaarheid van ervaringen in het leven.
1.Vergankelijkheid (anicca)
Of we het nu prettig vinden of niet: alles wat we ervaren en waarnemen blijkt onderhevig te zijn aan vergankelijkheid. Gedachten, emoties, zintuiglijke prikkels, lichamelijke processen, niets blijkt onveranderlijk. Oppervlakkig gezien weten we dit best maar toch laten we ons vaak in de luren leggen door een soort bestendigheidwaan. Als we verliefd worden, een goede gezondheid ervaren en ons leven goed op de rails hebben, dan is het net of we ons laten betoveren door de illusie dat alles altijd zo zal blijven. Maar als de situatie verandert, dan raken we volledig van slag en kunnen dan niet vaardig met de onverwachte pijn of tegenslag omgaan. Bij de beoefening van inzichtmeditatie worden we ons juist veel explicieter bewust van de vergankelijkheid in alle processen die we waarnemen. In het begin kan dit bedreigend en vreemd aanvoelen, terwijl we in feite alleen maar wakker worden en ons van de realiteit van de dingen in het leven bewust worden. Deze bewustwording van vergankelijkheid is niet intellectueel maar intuïtief, wat wil zeggen dat het gebaseerd is op een directe, niet oordelende of analyserende observatie.
Dit besef van vergankelijkheid is niet fatalistisch van aard. Het is gebaseerd op een dieper weten, dat juist een bevrijdend effect heeft en een groter innerlijk evenwicht doet ontstaan. De angst om te verliezen verdwijnt, terwijl we het heden in harmonie en zonder ons krampachtig af te sluiten kunnen ervaren.
2. Onbevredigendheid (dukkha)
De hierboven genoemde vergankelijkheid impliceert een voortdurende levensonrust. In uiteindelijke zin verdwijnt immers alles weer. We kunnen volgens de boeddhistische psychologie dan ook geen werkelijke vrede vinden in de vijf aspecten van het menselijke bestaan: het lichaam, gevoelens, het onderscheidingsvermogen, emoties en zintuiglijk bewustzijn.
Soms is de onbevredigendheid zeer voor de hand liggend, bijvoorbeeld wanneer we pijn, ziekte of verdriet ervaren. Andere momenten ervaren we de onbevredigendheid van het bestaan op een minder direct voelbare manier. Als we bijvoorbeeld blijdschap of plezier hebben dan laat de onbevredigendheid zich op een verscholen manier zien; zij manifesteert zich als een gevoel van leegte of missen wanneer de plezierige ervaring verdwijnt of wanneer onze geliefde ons in de steek laat. Daarnaast kunnen plezier en genot ons doen vallen in een pijnlijke valkuil: verslaving met haar soms destructieve gevolgen voor de verslaafde en zijn of haar omgeving.
Ook hier geldt weer: het diepere besef van onbevredigendheid werkt paradoxaal. Juist omdat we niet in de pijn of het verdriet blijven zitten maar hem op een open, accepterende en tegelijkertijd niet identificerende manier waarnemen, is er het intuïtieve besef van lijden maar zijn we er tegelijkertijd niet het slachtoffer van. Er is sprake van een warme innerlijke ruimte of vrijheid. Het voordeel hiervan is een dieper realiteitsbesef en een groeiende rust in het omgaan met pijn en verdriet, terwijl we ook minder snel op hol slaan als we de aangename kanten van het leven ervaren.
3. Onbeheersbaarheid (anatta)
Het laatste universele kenmerk van het bestaan is onbeheersbaarheid. We kunnen weliswaar – en gelukkig maar – een richting of koers bepalen voor wat we wel of niet willen bereiken in het leven; wat we echter op het moment op ons levenspad tegenkomen blijkt uiteindelijk altijd weer een onvoorspelbaar en onbeheersbaar gegeven. Bijvoorbeeld: of we willen of niet, toch worden we soms ziek. Of we ervaren iets onverwachts en zijn dan uit het lood geslagen. Of we zitten al weken lang uit te kijken naar een leuk feestje en voelen ons tijdens dit feestje helemaal niet lekker.
De levenswet van onbeheersbaarheid blijkt zeker voor ons, westerse mensen, een harde leerschool. Van jongs af aan wordt ons met de paplepel ingegoten om te proberen alles zo veel mogelijk naar onze hand te zetten en onder controle te houden. Uiteraard leidt dit tot interne en externe conflicten en spanning. We kunnen de levensstroom immers weliswaar enigszins bijsturen en beïnvloeden, maar vaak hebben we verlies of tegenslag helemaal niet in de hand. Het groeiende besef van de uiteindelijke onbeheersbaarheid van levensprocessen blijkt zeer ontspannend te werken, met name als we geneigd zijn om als een spons alles in ons op te nemen en gewend zijn om te leven vanuit onze wilskracht (‘alles-moet-snel’ gedrag). De gelatenheid die we met behulp van inzichtmeditatie ontwikkelen, geeft rust, ontspanning en een groter gemak in het omgaan met de vele onontkoombare en onvoorspelbare wendingen in het leven. En ook hier geldt weer dat het niet betekent dat we voortaan alles maar over ons heen hoeven laten komen. Juist vanuit het diepere besef van de vele wendingen die het leven kan nemen, kunnen we gemakkelijker en wijzere keuzes maken; we kunnen er dan soms juist ook voor kiezen om een conflict aan te gaan en ons niet subassertief op te stellen maar goed voor onszelf op te komen.
De overzichtelijke supervisiehouding, het met een kleine afstand kunnen zien van ons eigen functioneren door middel van opmerkzaamheid, geeft een scherper zicht op wie of wat we zijn en hoe we op een vaardige manier kunnen omgaan met de wisselvalligheden in het leven.
Voor de Simsara bewerkte passage uit het door Frits Koster geschreven boek ‘Stress: wat kan ik er zelf aan doen?’ (uitgeverij Asoka).